
21
Installatie
Plaatsing
Verwijder de verpakking en do kunststof
bedekking en plaats het gasfornuis in een droge
en geluchte ruimte. Zet het gasfornuis neer uit
de buurt van gordijnen, papieren of flessen van
alcohol, enzv.
Het gasfornuis moet neergezet zijn op een
hittebestendigde vloer.
Dit gasfornuis behoort tot de klasse "1" die in
verband is met de bescherming tegen de
oververhitting van do oppervlakten in zijn
nabijheid. Houd een afstand van 2 cm tussen de
zijwanden van do meubelstukken en uw fornuis.
Deze meubelstukken moet niet hoger dan de
kookplaat zijn.
2 cm
2 cm
55 cm
De ventilatie van de kamer
Het branden van het gas is mogelijk dankzij de
zuurstof die in de lucht zich bevindt (2m
3
lucbt/h
x kW van het geinstalleerde vermogen - zie het
typeplaatje van uw apparaat).
Daarom zijn de luchtverversing en de afvoer van
de gebrande gassen benodigd.
De luchtverversing dient uitgevoerd te zijn door
een of meer openingen in de buitenwanden met
een totale oppervlakte van omstreeks 100 cm
2
.
De openingen moeten geplaats zijn in de
nabijheid van de vloer en bij voorkeur tegenover
de kant waarop de afvoer van het gebrand gas
zich bevindt, Pas op dat de openingen niet
vorstopt zijn in de buitenkant en in de
binnenkant.
Aansluiting aan het gasnet
Uw gasfornuis is afgesteld op het gasttype dat
vermeld staat op het typeplaatje .
Het veranderen van de afstelling kan
noodzakelijk zijn. In dat geval moet u de
hieronder vermelde handelingen volgen.
Verifieer of de gasdruk in
overeenstemming is met de in de tabel
aangegeven waarden. Deze verzekeren
zowel een juiste en energiebesparende
werking alsmede een langere levensduur
van uw gasfornuis.
Butaangas of propaangas : zorg ervoor dat de
drukregelaar devolgende gasdruk verzekert:
28-30 mbar voor butaangas en 37 mbar voor
propaangas.
Aansluiting met een vaste buis of een metalen
en soepele slang
Om veiliger te zijn raden we aan de aansluiting
uit te voeren met vaste buizen (bv. in koper) of
met soepele buizen in inoxstaal zodat het
toestel niet beschadigd raakt.
De aansluiting aan de gasmond voor deze
toestellen is ISO7-1/R1/2. “.
Aansluiting met soepele, buis
Wanneer u voor de aansluiting een soepele
buis of slang gebruikt, controleer ze dan op de
volgende punten:
- de slang vertoont geen plooien,
versmallingen, brandsporen ; zowel aan de
beide uiteinden als over de volledige lengte ;
- het materiaal is niet hard geworden en is
dus nog steeds even soepel en buigzaam ;
- de verbindings- en sluitingsringen (als er
zijn) zijn niet geroest ;
de geldigheidsdatum (als er een is) is niet
verstreken.
Comentários a estes Manuais